NAP Contactbijeenkomst 7 november 2019
Ook de laatste contactbijeenkomst van 2019 stond in het teken van de energietransitie. Duidelijk is inmiddels wel dat er niet een one-size-fits-all oplossing is. Op zichzelf kunnen elektrificatie, waterstof of geothermie niet dé oplossing vormen voor alle ambities voor 2030 en 2050. Daarom werden deze avond de mogelijkheden verkend van een ideale energiemix. Vragen die daarbij aan de orde kwamen waren bijvoorbeeld: Welke technologieën zijn er? Welke problemen moeten ze oplossen? Welke barrières moeten geslecht worden bijvoorbeeld wat betreft weerstand in de maatschappij of noodzakelijke fondsen om de transitie te bewerkstelligen?
NAP-voorzitter Frank van Ewijk introduceerde de sprekers en wees op de vele posters in de zaal van bedrijven met hun bijdragen aan de energietransitie, een aanvulling op de pitches uit de vorige contactbijeenkomst. Frank keek ook alvast vooruit naar het volgend jaar, waarin de NAP het 60-jarig bestaan zal vieren. Op de bijeenkomst in mei zal de NAP Energy Transition Award worden uitgereikt. Bedrijven worden opgeroepen om hun initiatief in te zenden voor deze prijsvraag. Meer informatie is binnenkort te verkrijgen op de website, maar dat criteria als impact op de keten, reproduceerbaarheid en innovatief karakter van belang zijn wil Frank alvast wel melden.
Special Interest Group Sustainability
De eerste spreker deze avond was Toon Boonekamp van Arcadis, die voorzitter is van de SIG Sustainability. Hij beschreef kort de Special Interest Group die was gestart naar aanleiding van een stageonderzoek uit 2013. Dit was een indrukwekkend rapport hoe toen, nog voor het Parijs-akkoord, bedrijven bezig waren met duurzaamheid en hoe opgeroepen werd tot samenwerking. Was toen ‘duur’ nog het kernwoord bij duurzaamheid; inmiddels is gezamenlijkheid en operationele praktijk steeds meer usance geworden. Die gezamenlijkheid blijkt uit de mix van bedrijven die lid is van de SIG, van asset owners, consultants tot researchinstituten. De workshops die worden gehouden bij een bedrijf dat als gastheer optreedt, geven een goed idee van de praktische haalbaarheid en toekomstige verwachtingen. Focus onderwerpen in de SIG zijn steeds energie, water en grondstoffen.
Om aan te geven wat de SIG op het gebied van de energietransitie doet, begon Toon met de energiemix uit 2018 in Nederland zoals vastgesteld door het CBS. Daaruit bleek dat het totale energieverbruik met 1,5 % was gedaald ten opzichte van het jaar daarvoor tot 3.100 petajoule. In de mix was de hoeveelheid kolen wel gedaald en olie en gas hadden beide nog een aandeel van 40%. De bijdrage in de mix van hernieuwbare bronnen was nog steeds erg laag. Om vast te stellen wat de ideale energiemix is, ging Toon terug naar de basisbehoefte van een bedrijf, zijnde warmte, koude en elektriciteit. Inmiddels is duidelijk dat voor ieder bedrijf de oplossing anders is om deze behoefte in te vullen. Daarom moet worden gedacht in een palet aan oplossingen. De smaken en kleuren lopen daarbij van zon, wind, biomassa, restwarmte/koude, water, waterstof, geothermie en ook kernenergie omdat die geen CO2-uitstoot heeft.
Wat betreft restwarmte heeft de SIG inmiddels al een aantal workshops over drie typen warmtepompen achter de rug, ondermeer bij Tata Steel die al langer bezig is met de vraag hoe restwarmte beter te benutten. Sommige typen warmtepompen zijn al direct toepasbaar, maar vraag is wel hoe bedrijven enthousiast te krijgen zijn om deze ook echt toe te passen. Zo is de hoog temperatuurwarmtepomp in staat om bij een warmte van 55C al stoom te produceren en hebben ze een acceptabele terugverdientijd. Hetzelfde geldt voor de chemische warmtepomp. Ander voordeel hiervan is de weinige beweeglijke delen wat deze ook betrouwbaar maakt.
Ook over afvalwater is een workshop gehouden op de BioCampus in Delft, waar een veelheid aan bedrijven gebruik maken van centrale voorzieningen. De afvalwaterinstallatie produceert daar methaan die als vervanger van (Gronings) aardgas kan worden toegepast. Ook worden uit dat afvalwater grondstoffen voor chemie en agrochemie geproduceerd.
Toon wees op het belang van de zogenoemde Regionale EnergieStrategie, de RES, uit het klimaatakkoord. Hierin wordt per regio bepaald wat de ideale energiemix is en deze richt zich in eerste instantie op energieleveranciers en de behoefte van de bebouwde omgeving. Maar deze zal sterke invloed hebben op de energie-infrastructuur in de regio. Bedrijven worden opgeroepen hierbij aan te haken, allereerst voor hun behoeften maar ook met wat ze te bieden hebben aan bijvoorbeeld restwarmte.
De komende jaren zal de SIG zich blijven richten op thema’s uit de circulariteit en de energietransitie. Uit een eerste peiling van de zaal bleek dat energietransitie de belangrijkste focus moet krijgen. De zaal sloot daarbij aan met vragen zoals hoe lang de infrastructuur voor warmtenetten nuttig blijft als zoveel bedrijven bezig zijn om energie-efficiënter te worden. Ook met een vraag over nieuwe samenwerkingsvormen die nodig zijn om bijvoorbeeld geothermie goed uit te nutten en met de vraag over een regiefunctie bijvoorbeeld over de verdeling van de groene waterstof naar de industrie met zijn hoge warmtebehoefte of naar de bebouwde omgeving waar de gevraagde temperatuur veel lager is.
Kansen en bedreigingen
De tweede spreker was Paul van den Oosterkamp van ECN-TNO. Zijn presentatie richtte op de vraag hoe tot de ideale energiemix kan worden gekomen. Het beeld dat hij deze avond schetste was van een complex schaakspel, waarbij niet alleen technologische en financiële vragen spelen, maar ook de inrichting van nieuw benodigde wet- en regelgeving om de transitie de juiste richting uit te sturen en maatschappelijke vraagstukken van acceptatie en ‘kunnen onze de huizen nog wel worden verwarmd?’.
Paul begon met de constatering van het IPCC dat de opwarming van de aarde tegen 2050 beneden de 1,5C moet blijven anders treden er irreversibele processen op. Daartoe heeft het IPPC 4 scenario’s opgesteld hoe de 1,5 C bereikt kan worden, van een scenario waarbij allerlei innovaties ertoe leiden dat veel minder energieverbruik nodig is tot en met een scenario met hoog energieverbruik met bio-energie en ook fossiele energie in combinatie met CO2-opslag.
Ook werd een grafiek, uit een recent onderzoek van het PBL, getoond hoe de uitstoot van broeikasgassen in Nederland al jarenlang vermindert en zal blijven verminderen in de komende 10 jaar. Een andere grafiek liet zien dat de bijdragen van hernieuwbare bronnen in de elektriciteitsproductie is toegenomen maar nog wel laag is en dat die van kolen is verminderd en dat die trends zich zullen doorzetten de komende jaren.
Als contrast liet Paul een verwachting van de wereldwijde energiemix uit 2007 zien. Werd toen nog verwacht dat in 2017 de bijdrage van windenergie 5% zou zijn; inmiddels blijkt dat in 2017 12% te zijn geweest. Hetzelfde geldt voor zonne-energie, de verwachting van 0% uit 2007, bleek 3% in het echt te zijn. De verwachtingen voor 2050 uit 2007 zijn inmiddels ook bijgesteld. Werd in 2007 nog slechts 25% elektriciteit uit wind en zon te worden verwacht; inmiddels is dat bijgesteld tot 72%. Dat geldt ook voor kolengebruik in combinatie met CO2-opslag. Was de verwachting toen nog een bijdrage van wel 33%; inmiddels is verwachting dat op deze wijze geen elektriciteit meer wordt geproduceerd in 2050.
Paul ging wat dieper in op een aantal ontwikkelingen hierachter. Zo zijn zonnecellen sneller goedkoper geworden, bijvoorbeeld met de productie in China. Windturbines zijn veel groter geworden dan verwacht. Werd in 2007 nog verwacht dat een windturbine in 2050 een capaciteit van 5MW zou hebben; nu is verwachting voor 2025 al 13-15MW. Ook Li-ion batterijen voor auto’s zijn goedkoper geworden. Anderzijds is CO2-opslag technisch wel mogelijk, maar relatief gezien nog steeds duur. Ook andere oplossingen zoals kernenergie, biomassa en waterstof zijn nog relatief duur. Een en ander is terug te zien in een overzicht van nieuwgebouwde elektriciteitsopwekking voorzieningen in Europa. 80% van de recente nieuwbouw is inmiddels al duurzaam en vooral zon en wind dragen daaraan bij.
Techniek, economie, draagvlak
Vervolgens kwam Paul op het vraagstuk hoe tot de ideale mix te komen. Dat het niet alleen een afweging tussen techniek en investering is met een goede R&D als enabler, werd met enkele krantenkoppen wel duidelijk: “Opslag CO2 Barendrecht afgeblazen”. “De rekening van het klimaatkalifaat”. “Warm huis wordt een molensteen” Anderzijds is er het klimaatactivisme van met name jongeren zoals Greta Thunberg. Bewustwording, incentives en participatie zijn belangrijke onderwerpen om draagvlak te verkrijgen. Regelgeving zoals met subsidie, belastingen en andere maatregelen zullen ook van belang zijn, niet alleen voor de burger ook voor het bedrijfsleven. Het Nederlandse klimaatakkoord heeft dit laatste wat betreft de industrie vertaald in een aantal instrumenten zoals de CO2-taks, een uitbreiding van de SDE+ subsidie, het opzetten van een innovatieprogramma en de benadering via regionale clusters, omdat samenwerking tussen bedrijven en anderen cruciaal wordt geacht. Maar meer sturing wordt nodig geacht.
Om de energietransitie in te vullen heeft ECN-TNO een roadmap opgesteld met 8 thema’s bijvoorbeeld hoe te komen tot een overvloed aan zonnestroom, tot grootschalige opwekking van windstroom, tot een energie producerende bebouwde omgeving en tot een CO2 neutrale industrie, maar ook tot een breed gedragen energietransitie. Die laatste richt zich met name op acceptatie. Bijpassende product markt combinaties zijn daarbij ontwikkeld, waarbij een zo’n PMC zich richt op sociale innovatie en betrokkenheid van stakeholders.
Tot slot wees Paul nog op het project MIDDEN, manufacturing industry decarbonisation data exchange network. Geheel volgens de bevinding dat het principe one-size-fits-all niet mogelijk is om een duurzame energiemix voor de vele soorten industrieën te creëren, worden verschillende typen industrie doorgelicht. Bijvoorbeeld op mogelijkheden van verandering in feedstock en benodigde brandstoffen tot nieuwe productieprocessen en recyclingmogelijkheden. Ieder type industrie krijgt zo zijn eigen palet om in de woorden van Toon Boonekamp te spreken. Inmiddels zijn de rapporten voor suikerproductie, papierproductie, aluminium- en zinkproductie beschikbaar op het internet. En er zullen nog meer volgen.
Als afsluiter wees Paul nog op de verwachte kosten tot 2030 in Nederland. De veranderingen in de grote schaal energie-infrastructuur zijn naar verwachting € 12 tot 18 miljard. Volgens het PBL bedragen de cumulatieve kosten voor het implementeren van het klimaatakkoord € 56 tot 75 miljard, met een bijdrage van de industrie van € 3 tot 4,5 miljard.
Presentaties:
NAP contactbijeenkomst Paul van den Oosterkamp
NAP contactbijeenkomst Arcadis