NAP Contactbijeenkomst 7 februari 2019
Energietransitie: scenario’s en roadmaps
Energietransitie in de keten, daarop zullen in 2019 de schijnwerpers worden gericht tijdens de NAP contactbijeenkomsten. Op de eerste contactbijeenkomst in 2019 was de invalshoek vooral strategisch, startend met de ambitie die het Parijs akkoord uit 2015 heeft neergelegd en hoe die vervolgens in hoofdlijnen bereikt kan worden.
Hiervoor waren twee sprekers uitgenodigd. De eerste bijdrage was van Shell, een bedrijf dat al sinds de jaren 60 scenario’s ontwikkelt die ondersteunen bij het maken van beslissingen en dat speciaal voor de Parijs-ambitie een nieuw scenario heeft uitgewerkt. De tweede bijdrage was van DSM dat in hoofdlijnen een roadmap heeft ontwikkeld om in eerste instantie de 2030 ambitie te halen, met een doorkijk naar 2050.
De avond werd geopend door Frank van Ewijk die nog eens benadrukte dat de NAP vooral een verrijking van het netwerk wil zijn. De NAP wil bevorderen dat ieder nieuw, goed idee verder gebracht wordt in de keten en wil hiervoor ook een prijs instellen.
Het Sky scenario van Shell
De eerste spreker was Ewald Breunesse, manager energietransities bij Shell Nederland. Hij begon zijn bijdrage met te memoreren dat het begrip energietransitie voor het eerst geïdentificeerd werd in 2001 door een ambtenaar bij Economische Zaken. Die boog zich in de randen van de dag met een clubje mensen over vragen als: ‘Wat als er in 2050 geen aardgas meer in Nederland is?’. Of: ‘Wat als vanaf 2030 aardgas moet worden geïmporteerd?’. Dat begon allemaal klein maar kreeg een boost toen Al Gore een aantal jaren later zijn film Inconvenient Truth uitbracht. Begon energietransitie met een discussie over de onzekerheid over aardgas, van lieverlee heeft die discussie zich verlegd naar klimaat en milieu.
Ewald haalde aan dat Shell in 2013 twee toekomstscenario’s had ontwikkeld die al wel veel ambitie in zich hadden om een flinke CO2-reductie te bereiken, maar die niet voldeden aan de Parijs-ambitie van tenminste 2 en liefst 1,5 oC. Het Mountain-scenario had daarbij kenmerken als verticaal, hiërarchisch, policy driven, elitair, kortom de hoogte en de onverzettelijkheid van bergen. Het Ocean-scenario werd daarentegen gekenmerkt door zaken als fluïditeit, beweging, onvoorspelbaarheid, dynamische markt, kortom de golven van een oceaan. Doorgaans is de ontwikkeling van scenario’s open van aard en zijn ze exploratief. Met de vraag om een scenario die voldoet aan het Parijs akkoord veranderde het karakter van de scenario ontwikkeling. Deze was niet meer exploratief maar normatief, er was immers een doelstelling en dus werd iets voorgeschreven.
Dit nieuwe scenario werd het Sky-scenario gedoopt, met niet allemaal even plezierige maatregelen voor de verschillende sectoren. Bij narekening van dit scenario door het M.I.T. werd duidelijk dat pas in 2070 de Parijse ambitie werd bereikt om goed beneden de 2 oC te blijven. Wat maar eens duidelijk maakte dat de wereld eigenlijk vanaf het Kyoto verdrag uit 1997 al dit Sky-scenario had moet volgen om in 2050 uit te komen.
Ewald liet een grafiek zien waarin duidelijk werd dat een hoger energiegebruik per hoofd samenhangt met een hogere welzijnsgraad. Die tendens moet doorbroken worden; landen die nu nog een lage welzijnsgraad hebben moeten niet doorgroeien naar een hoog energiegebruik om een hoger welzijn te bereiken. En omgekeerd, landen met een hoog energieverbruik per hoofd moeten terug in energieverbruik zonder direct hun welzijnsniveau te verliezen.
Consequenties per sector
Vervolgens werden de consequenties voor verschillende sectoren behandeld. Voor de bebouwde omgeving zijn de maatregelen weliswaar ingrijpend vanwege de grote groep die dit betreft maar technisch relatief eenvoudig. Voor de sector energieopwekking zijn de maatregelen ook relatief eenvoudig. Lastiger is het voor de sector Transport, met name de elektrificatie van de luchtvaart en de vrachtvaart. Ook lastiger is het voor de sector Industrie bijvoorbeeld de chemie, staal en glas. In Nederland wordt vaak ook de sector Landbouw apart benoemd. Nederland is wereldwijd de tweede grootste exporteur van landbouwproducten en dat vertaalt zich in veel energie per hectare.
Ewald laat een overzicht van de huidige wereldwijde primaire energiemix zien, met bijvoorbeeld nog 32% bijdrage van olie. Bij een mogelijke energiemix met net-zero emissie zoals voorgesteld in het Sky-scenario is deze bijdrage gereduceerd tot 10%. Maar gezien de verdubbeling van de energiebehoefte is de absolute bijdrage van olie nog steeds aanzienlijk. Veel wordt in dit scenario verwacht van zonne-energie en kernenergie.
Tenslotte werd getoond dat met alle doorgerekende consequenties voor de verschillende sectoren en de vereiste verandering in primaire energiemix, uiteindelijk met aanvullende maatregelen zoals herbebossing de tendens naar 1,5 oC kan worden gecreëerd binnen dit Sky-scenario.
Bij de vragenronde kwamen zaken aan de orde als in welke sector de energie slurpende datacenters zijn geplaatst, dat het opvallend is dat in 2070 nog een redelijk groot deel van de primaire energiemix fossiel is, hoe met tegenstrijdigheden rondom biobrandstoffen zoals palmolie is omgegaan en wat te doen met politiek-maatschappelijke gevoelige zaken als kernenergie en CCS. Dit leidde tot een geanimeerde discussie en nieuwe inzichten bij de aanwezigen.
DSM: drivers voor broeikasgasreductie
De tweede spreker was Ron van den Akker, directeur operational excellence en responsible care van DSM. Hij begon met uit te leggen dat DSM bij de oprichting letterlijk stond voor Dutch State Mines, maar dat ze inmiddels grotendeels internationaal opereren, niet meer ‘van de staat’ zijn en zich niet meer bezig houden met mijnbouw. Met andere woorden, met succesvolle transities in hun business is DSM volop bekend. En dat zal ook met de energietransitie het geval zijn. De centrale vraag daarbij is of het mogelijk is om succesvol te zijn en tegelijk goed voor de wereld. Ron gaf aan dat dit door het hele bedrijf heen straalt met een CEO als Feike Sijbesma die zich actief inzet voor broeikasgasreductie en pleitbezorger is van CO2-taxatie.
DSM wil zich aan het Parijs-akkoord houden en in hoofdlijnen doet DSM daarbij drie zaken. Om CO2-reductie te bewerkstelligen wordt het instrument van interne CO2 beprijzing ingezet. Daarnaast wordt actief gekeken naar businesskansen en innovatiemogelijkheden. Tenslotte wil DSM een markt creëren waar lage-koolstofproducten goed kunnen gedijen.
Een inzicht dat werd gedeeld met de toehoorders is dat hoe langer wordt gewacht met ingrijpen, hoe lastiger het wordt om de doelstelling in 2030 te bereiken. Daarbij levert direct ingrijpen ook het economische frontrunnersvoordeel op.
Ron liet zien wat de DSM footprint in 2016 en 2017 is, met een indeling conform de drie typen zoals gedefinieerd in het Greenhouse Gas Protocol uit 2011, scope 1, 2 en 3. De emissies uit eigen processen (scope 1) en die uit ingekochte energie (scope 2) zijn aanzienlijk lager vergeleken bij de emissies die elders in keten (scope 3) worden veroorzaakt, vooral upstream bij de inkoop van grondstoffen.
Voor scope 1 en 2 emissies heeft DSM ambitieuze doelstellingen gedefinieerd conform het Parijs akkoord, zoals een 30% broeikasgasreductie ten opzichte van 2016, ieder jaar een hogere energie-efficiëntie dan 1% bereiken en in 75% moet van de ingekochte energie renewable zijn. Bij de analyse is duidelijk geworden dat 16 van 114 DSM sites de grootste bijdrage hebben. Ook was duidelijk dat brandstoffen in scope 1 de grootste bijdrage hebben en elektriciteit in scope 2. Dat geeft direct een goede focus waar actie genomen moet worden. Ook past DSM een regionale benadering toe. In Europa en USA is verandering naar renewables de keuze. In China levert de verandering van kolen naar gas al een enorme verbetering.
Al met al kan de scope 1 reductie van 30% gehaald worden met good house-keeping, de toepassing van industriestandaards bijvoorbeeld geoptimaliseerde energiebalansen en het uitsluitend doen van nieuwe investeringen op basis van BAT, Best Available Technique. Om daaraan voorbij te gaan en de 2050 doelstellingen van 90% reductie te behalen zijn veel dieper ingrijpende maatregelen nodig op het gebied van herontwerp van processen.
Wat betreft de scope 3 van emissies in de verdere keten is ook focus aangebracht. Hier zijn 15 categorieën gedefinieerd waarbij de grondstofleveranciers de belangrijkste bijdrage leveren. Leveranciers worden hierbij actief aangemoedigd en ondersteund; beloning is hier een lange termijn relatie als leverancier.
DSM heeft op het hele programma een separaat team gezet met ondermeer tien proces- en technologie-experts. Dit team beschikt over een eigen budget inclusief CAPEX. Zij ondersteunen de sites met studies, uitgewerkte concepten en helpen bij de aanzet op sites. Uiteraard staat zo’n programma niet op zichzelf. De sites hebben zelf te maken met end-of-life installaties en vervanging daarvan kan gecombineerd worden met de inzet uit dit programma. Het programma wordt verder ondersteund met de juiste monitoring en rapportages. Ook communicatie vormt een belangrijk onderdeel om de boodschap bij alle relevante stakeholders te laten landen en actief te houden.
Ron eindigt met de opsomming van een aantal praktische maatregelen die inmiddels zijn opgepakt, zoals de interne CO2 beprijzing, wind- en zonneparken in de USA, vervanging van distillatiekolommen, waste heat recovery en de toepassing van renewable energie op de Nederlandse sites.
Presentatie: Ewald Breunesse van Shell