Over NAP contactbijeenkomst 18 mei 2017 - ‘Entrepeneurship: where and how to invest?’

NAP contactbijeenkomst 18 mei 2017 - ‘Entrepeneurship: where and how to invest?’

Op donderdag 18 mei werd de tweede NAP contactbijeenkomst van 2017 gehouden. Het thema van deze avond was “Entrepreneurship: where and how to invest”, ofwel de koppeling tussen ondernemerschap en innovatie. Innovatie wordt nodig geacht gezien het Parijs-akkoord over het klimaat vorig jaar; het is inmiddels duidelijk dat met energiebezuiniging de doelstellingen nooit gehaald kunnen worden en technologische innovatie nodig is. Verder is innovatie nodig om de concurrentie met lage-lonen landen aan te kunnen, ook in de procesindustrie.

Iedereen begrijpt dat vast blijven zitten in de waan van de dag en in korte-termijn denken niet verstandig is, en dat voorbereiden van het bedrijf op de komende veranderingen nodig is. Maar de hamvraag is hoe kansrijke innovaties efficiënt zijn te identificeren en vervolgens in de eigen praktijk zijn onder te brengen.

Innovatie in bestaand bedrijf

Edgar Leenen van Vopak Nederland gaf in zijn bijdrage aan dat een aantal jaren geleden bij Vopak de behoefte werd gevoeld om innovatie meer kans te geven. Dit om het 400 jaar oude bedrijf ook in de 21ste eeuw te laten groeien.

De oude manier van werken door een business case uit te werken en een zekere terugverdientijd te berekenen is erg bewerkelijk en sterk risicomijdend. Zeker als mensen dit moeten doen naast hun normale werk, dan is het vrij zeker dat in zo’n proces veel ideeën verloren gaan. Ook vanuit de directie werd de urgentie gevoeld voor een doorbraak in dit proces.

Hiervoor is twee jaar geleden een innovatieteam met eigen resources en eigen budget ingericht, met support tot aan de Raad van Bestuur. Het proces is daarbij zo ingericht dat het eenvoudiger is om een innovatief idee, een zogenoemde business challenge, op te pakken. Als eerste wordt dan een zogenoemde Proof of Concept (PoC) van een bepaald idee ontwikkeld. Dat kan een eenvoudige technische opstelling zijn, waarin bijvoorbeeld met verschillende typen drones wordt getest hoe deze de buiten- en ook binnenkant van een tank kan inspecteren. Dat hoeft nog niet te worden verantwoord met typische business case berekeningen van besparingen in steigerwerk en mensuren versus investeringen of met complexe ATEX-overwegingen; dat komt allemaal later aan de orde. Eerst wordt vastgesteld of het idee überhaupt werkt. Zo’n PoC wordt volledig betaald vanuit het innovatiebudget. Inmiddels zijn er in die twee jaar al zeker 90 ideeën in PoC’s uitgewerkt. Door de laagdrempeligheid en snelheid is met zo’n PoC ook falen toegestaan, wat dit proces veel minder risicomijdend maakt.

De volgende stap is dat ín een terminal een pilot wordt ingericht. Hiervoor moet de betreffende terminal wel deels zelf investeren, om ervoor te zorgen dat de innovatie een zekere bedrijfsbehoefte vervult. De innovatie wordt als het ware gekoppeld aan de targets en KPI’s die mensen op de betreffende terminal hebben. Zo was er op een terminal een probleem ontstaan dat actuators, waarvan er ongeveer 1.600 in het veld staan, regelmatig in de fout gingen. Dit verstoort de bedrijfsvoering en zorgt ervoor assets niet beschikbaar zijn voor gebruik door klanten. Hiervoor is een pilot uitgevoerd waarbij operationele data en data van actuators zijn verzameld. Op basis van de uitgevoerde data-analyse verwacht men veel beter in staat te zijn om te voorspellen wanneer actuators problemen krijgen. Onderhoudskosten kunnen hiermee omlaag en de bedrijfszekerheid wordt verhoogd.

De laatste stap is dat na uitvoering van een succesvolle pilot de innovatie wordt uitgerold over meerdere terminals. Inmiddels loopt dit nieuwe proces om innovaties te introduceren twee jaar. Edgar geeft aan dat daarom de verwachtingen steeds gespannener zijn dat uit deze aanpak binnen korte tijd een grote doorbraak voortkomt, waarbij ook deze laatste slag met een grote uitrol wordt uitgevoerd.

Innovatie via incubator                                                                                

Paul Althuis van de TU Delft liet in zijn bijdrage zien hoe het innovatietraject is te verbeteren in de weg van wetenschap & research naar het echte bedrijfsleven, zodat de goede ideeën uit de wetenschap een maximale kans vinden om te overleven in de praktijk.

Dit is gedaan door de incubator YES!Delft op te richten, een samenwerking van TU Delft, TNO en Gemeente Delft. In zijn 11-jarige bestaan is het deze incubator gelukt om uit te groeien tot een van de meest toonaangevende tech incubators in de wereld. In die tijd zijn circa 180 start-ups begonnen, meer dan 300 patenten toegekend en vele partners gevonden uit diverse sectoren zoals banking, ingenieursbureaus en productie-industrie.

Doorgaans ontbreekt het in een universiteit niet aan goede ideeën. Om deze te laten overleven in de praktijk van het bedrijfsleven is via deze incubator één essentieel kenmerk toegevoegd, namelijk ondernemerschap. Een compleet lesprogramma van Bachelor tot Master gericht op ondernemerschap is ontwikkeld, een separate YES!Delft studievereniging is opgericht waarvoor ieder jaar 6 tot 7 studenten worden geselecteerd die colleges organiseren en awareness genereren. Samenwerking met andere TU’s in Nederland wordt gezocht en er wordt zelfs gewerkt in het EIT, de Europese variant van het fameuze MIT in Amerika.

Dit is allemaal bedoeld om de vonk van het ondernemerschap te laten overslaan naar de technische studenten en een start-up te beginnen. Vroeger dacht hooguit 10% van de studenten eraan ondernemer te worden; inmiddels is dat gegroeid naar 50%.

De vraag hoe YES!Delft in die 11 jaar een succesvolle incubator is geworden, wist Paul in een aantal bondige regels samen te vatten. De eerste regel is focussen op één onderwerp, in het geval van YES!Delft is dat schaalbare technologie. Er zijn ook genoeg studenten die andersoortige ondernemingen willen starten bijvoorbeeld een designbureau, maar de focus helpt om onderscheidend te zijn. De tweede is om een lange adem te hebben, met andere woorden niet te snel onrustig worden als een start-up niet snel genoeg resultaat oplevert. Typisch geeft YES!Delft een start-up circa 4 tot 5 jaar de kans om zichzelf waar te maken. Verder is belangrijk om een scherpe selectie aan de poort te doen. Dit betreft bijvoorbeeld de samenstelling van het start-up team. Een enkel persoon of een team samengesteld uit enkel technici, zonder iemand met entrepreneursuitstraling zal het bijvoorbeeld niet redden. Verder is het nuttig om de incubator op afstand te zetten in bijvoorbeeld een BV-vorm, anders vergroeit deze te veel met de doelstelling van de moederorganisaties zoals TU Delft of TNO of van een van de ondersteunende partnerbedrijven. Ook moet er continu aandacht zijn hoe de interactie met corporate partnerbedrijven wordt ingeregeld en verbeterd. Bijvoorbeeld door het geven van coaching door ervaren professionals en door subsidies voor start-ups die qua business aansluiten bij het partnerbedrijf. Tenslotte is een belangrijke regel om niet de doelstelling te hebben om er geld mee te verdienen. Uiteraard moet de incubator zichzelf wel kunnen bedruipen, maar primair is ondersteuning aan ondernemende studenten en het beter maken van de BV Nederland.

                                    
Netwerkborrel Netwerkborrel Tijdens het diner

 

                          
Netwerken Netwerken Sfeerimpressie

 

                               
Netwerken Edgar Leenen tijdens zijn presentatie Paul Althuis tijdens zijn presentatie

Register

Sorry, de aanmeldperiode is voorbij.

Close