Verslag NAP Contactbijeenkomst 8 Juni 2023
15 juni 2023 2 comments
NAP bijeenkomst 8 juni 2023
Klimaat en natuurherstel: uitdagingen en roadmaps
Voor de tweede NAP-contactbijeenkomst van 2023 was de NAP te gast bij Tata Steel in IJmuiden, waarbij Tata toonde een top traiteur te zijn en tevens een talentvolle table d’hôte. De onderwerpen die op de agenda stonden waren natuurherstel en klimaatverandering. In de eerste presentatie werd stilgestaan bij de vraag wat nu eigenlijk het wettelijke probleem met stikstof is. In de tweede bijdrage werd ingegaan op de grote omslag die een industriële plant moet maken om te voldoen aan klimaatdoelstellingen. In een derde presentatie werd ingegaan op de nieuw benodigde infrastructuur voor waterstof om de energietransitie te ondersteunen.
NAP-voorzitter Frank van Ewijk opende de avond en gaf aan dat een aantal mensen net terugkwam van een rondleiding waarin ze hebben gezien hoe van ijzererts uiteindelijk staal wordt gemaakt. Hij kon melden dat er een groei in het aantal leden van de NAP is en dat daarbij te zien is dat er een verandering in een hardcore gerichtheid op de procesindustrie naar een grotere focus op de energietransitie optreedt. De drie lezingen van vanavond sloten daarbij aan. Daarbij stond deze bijeenkomst ook weer een presentatie over juridische achtergronden op de agenda. De eerste keer dat dit gebeurde was een jaar of vijf geleden; de verwachting was toen dat dit waarschijnlijk saaie kost zou zijn voor de techneuten bij de NAP en het bleek uiteindelijk een van de leukste presentaties te zijn geweest.
Stikstof: de juridische kluwen
De eerste spreker was Mathilde van Velzen-de Boer, advocaat bij Van Benthem & Keulen. Zij begon met te melden dat stikstof een taai probleem is en zag meteen al het verdriet op het gezicht bij een aantal mensen. Zij wilde in haar presentatie duidelijk maken wat nu eigenlijk het juridische probleem is en welke mogelijkheden er zijn om hieruit te komen. Voor degenen die hebben gemist dat er een probleem is, liep zij nog een aantal recente krantenkoppen langs, met bijvoorbeeld de uitspraak in 2019 van de Raad van State dat de zogenoemde PAS-aanpak niet meer gebruikt mag worden. Ook werd gewezen op de uitspraak eerder dit jaar dat de stikstofuitstoot tijdens de bouw (en sloop) van een project meegerekend moet worden, ook al dient het project uiteindelijk een klimaatverbeteringsdoel.
Het begon ooit in de jaren negentig met het aanwijzen van de 162 Natura 2000-gebieden in Nederland, in het kader van de Europese Habitat- en vogelrichtlijn. Dit houdt in dat de flora en fauna in deze gebieden beschermd moeten worden; iets dat uiteindelijk op het niveau van ieder beestje en plantje uitgezocht moet worden. Het blijkt dat het merendeel van de gebieden stikstofgevoelig is en daarmee blootgesteld is aan verzuring/vermesting wat leidt tot vermindering van biodiversiteit. In 2030 moet 50% van het areaal van de stikstofgevoelige gebieden weer gezond zijn, anders gezegd, in termen van de stikstofregelgeving, weer onder de zogenoemde kritische depositiewaarde zijn gebracht.
Mathilde lichtte vervolgens een aantal opvallende verplichtingen uit de Europese Habitatrichtlijn toe. Zo moet Nederland de instandhouding van de natuur handhaven. Dit houdt bijvoorbeeld in dat invasieve soorten zoals de Japanse duizendknoop verwijderd moeten worden en dat de inrichting van natuurbeheer zoals maaiprogramma’s en het laten liggen van dood hout moet bijdragen aan verbetering van de natuur.
Een andere verplichting betreft de te nemen stappen die moeten voorkomen dat verslechtering van de natuur optreedt. Dit kan zelfs zo ver gaan dat bestaande vergunningen ingetrokken worden. Verder zal een overheid nieuwe plannen/projecten moeten toetsen ofwel een passende beoordeling maken. Hierbij behoort een ecologische beoordeling ofwel het effect op de flora en fauna in het specifieke aangeraakte Natura 2000-gebied. Dit soort onderzoek duurt lang en is ook duur. Als geen problemen worden verwacht dan kan het plan/project doorgang vinden. Zijn er wel problemen dat moeten maatregelen worden genomen, bijvoorbeeld door middel van extern salderen waarover later meer.
Wel geldt voor bijzondere gevallen, bij dwingende redenen van groot openbaar belang, dat toestemming kan worden gegeven aan een nieuw plan als geen alternatieve aanpak bestaat, ook al heeft het negatieve gevolgen voor de natuur. Wel zullen alle noodzakelijke compenserende maatregelen genomen moeten worden in dat geval.
Nederland heeft deze Europese Habitatrichtlijn vertaald in de Wet Natuurbescherming. Oorspronkelijk was deze van toepassing op iedere stap die effect kon hebben voor de Natura 2000-gebieden, sinds 2020 wordt gesproken over ‘significante’ effecten als gevolg van de plannen.
Maatregelen
De eerste methode die een bedrijf ter beschikking staat om toch een uitweg te vinden als het nieuwe en voor Natura 2000-gebieden problematische activiteiten wil ondernemen, is intern salderen. Dit betreft wijziging of uitbreiding van een bestaand project op dezelfde locatie, zonder toename van de stikstofdepositie ten opzichte van de referentiesituatie. Dit is bijvoorbeeld het geval als een bedrijf een bestaande activiteit weghaalt en een nieuwe (minder vervuilende) gaat opstarten. Voor intern salderen geldt geen vergunningsplicht.
Er is wel een aantal aandachtspunten bij deze interne saldering. Bij het vaststellen van de referentiesituatie moet worden nagegaan of er in het verleden een “natuurtoestemming” is verkregen in de vergunning. Veel bedrijven die misschien al 100 jaar bestaan hebben nooit zo’n toestemming verkregen. Mathilde toonde een lijst met mogelijke vormen van natuurtoestemming die bestaan, bijvoorbeeld een onherroepelijke PAS-vergunning, vergunning met RAV codes of natuurlijk een bestaande Wnb-vergunning. Zonder zo’n eerdere toestemming is intern salderen niet mogelijk. Ander punt is dat intern salderen wel voldoende stikstofruimte moet opleveren voor de nieuwe activiteit. Verder is er een uitspraak geweest dat ook de bouwvrijstelling is komen te vervallen, met andere woorden ook stikstofuitstoot door de bouwactiviteiten moet worden meegeteld.
Verder geldt dat de vergunde situatie bepalend is voor de referentiesituatie, dus niet de feitelijke uitstoot die plaatsvindt. Tenslotte werd opgemerkt dat complicaties kunnen optreden bij wijzigingen door middel van salderen, waardoor geen rechtszekerheid bestaat voor de exploitant; dit kan bijvoorbeeld gebeuren als derden processen gaan aanspannen.
Een andere methode is extern salderen. Dit betreft voorkomen van toename van effecten op Natura 2000-gebieden door een nieuw initiatief, door geheel/gedeeltelijk beëindigen stikstofveroorzakende activiteit op andere locatie. Dit kan bijvoorbeeld door het opkopen van rechten van een andere partij. Voor toepassing van deze methode is een passende beoordeling nodig ofwel ecologische toets en tevens een Wnb-vergunning. De provinciale beleidsregels geven aan dat 70% van de feitelijke stikstofuitstoot voor de nieuwe activiteit mag worden aangewend; 30% wordt afgeroomd ten gunste van natuurontwikkeling. De feitelijke en niet de vergunde situatie is op grond van provinciale beleidsregels bepalend.
Aandachtspunten zijn hierbij met name dat extern salderen een hele goede motivering vereist. Ander kenmerk is het zogenoemde additionaliteitsvereiste, extern salderen kan alleen als maatregel worden ingezet als voldoende andere maatregelen ter voorkoming van verslechtering overblijven. Ook dat laatste moet onderbouwd worden.
Een en ander heeft geleid tot een juridische dynamiek, die ervoor heeft gezorgd dat een aantal provincies zoals Overijssel en Noord-Brabant op basis van deze methode geen vergunning meer verleent.
Wat staat nog in de startblokken
Al het bovenstaande betreft de bestaande wetgeving, maar er komt nog meer aan. Er is een conceptwetsvoorstel in voorbereiding dat aangeeft dat ook intern salderen vergunningsplichtig zal worden. Ook zal de zogenoemde latente ruimte, het verschil tussen vergunde en feitelijk uitstoot, in vergunningen worden aangepakt. Verder worden de stikstofdoelen versneld: niet 50% maar 74% van het areaal zal in 2030 gezond moeten zijn. Vraag is wel of dit alles in wetgeving zal worden omgezet.
Wel staat vast dat vanaf 1 januari 2024 de Omgevingswet van toepassing zal zijn. Deze vervangt 28 bestaande wetten in een nieuwe wet voor natuur op ‘beleidsneutrale’ wijze. Dit met de belofte dat alles eenvoudiger en beter wordt en dit alles met de grootste verandering in wetgeving in Nederland sinds de invoering van de Grondwet. Het belooft in ieder geval een complexe puzzel te worden met het zoeken naar relevante wetgeving. Samengevat door alle complexiteit ‘helaas’ een ‘lawyer’s paradise’.
Onderdeel van deze Omgevingswet is overigens het programma Aanpak Stikstof.
Verder start het Nationaal Programma Landelijk Gebied, met een gecombineerde en gebiedsgerichte aanpak van water, natuur/stikstof en klimaat.
Afsluitend merkte Mathilde op dat het belangrijk is om te weten welke bestaande rechten je als bedrijf hebt en een open oog te hebben welke bedrijven in je omgeving plannen hebben om te stoppen.
Groen staal
De tweede spreker was Bart van der Meulen van Tata Steel en in zijn presentatie ging hij in op de transitie naar het maken van schoon, groen en circulair staal bij Tata Steel in Nederland. Hij begon zijn presentatie met nog eens helder te maken dat iedere Europeaan ongeveer 1 kg staal per dag gebruikt, wat de essentie van staal voor het dagelijks gebruik onderstreept. Toepassingen zijn velerlei zoals auto’s, leidingen, batterijen, windmolens, verpakkingen en zonnepanelen.
In de missie en visie van Tata Steel staan de woorden groen, schoon en circulair centraal. Het doel voor Tata Steel is om door middel van duurzaam staal bij te dragen aan verbetering van de manieren waarop mensen werken, leven en bewegen. Daarvoor heeft Tata Steel Nederland een ambitieus plan ontwikkeld, waaronder twee programma’s vallen: een korte termijn Roadmap+ programma en een lange termijn Transition to clean, green steel programma.
Het Roadmap+ programma moet op korte termijn reductie van hinderlijke uitstoot realiseren en loopt van 2019-2025. Het gaat dan om bijvoorbeeld om maatregelen in de pellet plant, zoals deNOx-technieken en de reductie van fijnstofuitstoot. Ook reductie van emissies uit de cokesplant valt hieronder. De fijnstofuitstoot zal met 35% zijn verminderd, NOx met 30% en PAH-emissies met 50%; geurhinder is met 85% verminderd.
Het Transition to clean, green steel programma loopt qua implementatie van 2022-2035 en heeft tot doel om de centrale twee hoogovens te vervangen met DRI-plants en elektrische smelters. In de eerste fase die in 2030 wordt afgerond is de eerste hoogoven vervangen en wordt een CO2-reductie van 35-40% verwacht. In een tweede fase die in 2035 wordt afgerond is de tweede hoogoven vervangen en wordt een CO2-redutie van 60-70% verwacht. In de derde fase wordt een CO2-reductie verwacht van 100% in 2045. Daarnaast zorgt dit programma voor vermindering van uitstoot van fijnstof, PAH-emissies, geur en NOx-emissies.
Vervolgens liet Bart een foto zien met daarop de twee hoogovens, die ijzererts omzet in ijzer gebaseerd op gebruik van kolen. Volgens de benchmarks heeft deze hoogoven de beste performance (top 5%) in de wereld bijvoorbeeld wat betreft energiegebruik en CO2-uitstoot. Toch zullen de hoogovens vervangen worden door een op waterstof gebaseerde Direct Reduced Iron plant (DRI-technologie), met elektrische smelters. In een overzichtsplaatje liet Bart zien dat het centrale hart van het staalproductieproces zal worden aangepast maar omliggende processtappen zullen niet veranderen, zoals stroomopwaarts de aanvoer van ijzererts en de pelletplant en stroomafwaarts de verschillende rolling activiteiten en het galvaniseren.
In twee overzichtsplaatjes werd getoond hoe de plant nu is opgebouwd met twee hoogovens en met een productie van 7 Mt grijze staal per jaar en hoe deze zal zijn veranderd in 2030 met nog één hoogoven in bedrijf en de tweede vervangen door 2 DRI-plants en 3 smelters, inclusief een windpark op de Noordzee en transformatorstation op site. De productie is dan naar verwachting 4,5 Mt groene staal en 2,5 Mt grijze staal per jaar.
Deze transitie naar 2030 kent 5 fasen, van ontwerp, uitgevoerd in 2021 en 2022, naar engineering die nu nog aan de gang is en naar constructievoorbereiding die ook al gestart is en zal duren tot 2026. Daarna volgen nog constructie in 2026-2028 en start-up in 2029. De oude installatiedelen zullen in 2030 gesloten worden.
Uniek gepositioneerd
Tata Steel is uniek gepositioneerd om groen staal te produceren, beter dan bijvoorbeeld het Roergebied, verder weg van de Noordzee om windenergie massaal toe te passen, ook beter dan Oostenrijk met beperkte mogelijkheden voor windenergie en ook beter dan België met maar een kleine Noordzee-oppervlakte ter beschikking. Ook voordelig zijn de aansluitingen op het aardgasnet, benodigd om de transitie te kunnen maken, op het toekomstige waterstofinfrastructuur en op het elektriciteitsgrid. Ook voordelig zijn de aanwezigheid van een zeehaven en de aansluiting op het treinennetwerk.
De transitie zal 6-7% bijdragen aan de CO2 reductiedoelstelling van Nederland in 2030. Verder is de transitie van levensbelang voor de strategische waarde van Tata Steel voor Nederland. Niet alleen om onafhankelijk te zijn en een eigen staalfabrikant op Nederlandse bodem te hebben; wat overigens destijds getriggerd werd in de eerste wereldoorlog toen staaltekorten gingen ontstaan. Ook de bijdrage aan het bruto nationaal product en de arbeidsmarkt zijn significant, evenals de betekenis van Tata Steel voor de innovatiekracht van Nederland.
Dat het niet alleen maar plannen zijn, maar dat ook al hard gewerkt wordt liet Bart zien aan de hand van actuele foto’s van de constructie van het transformatorstation en van de kabel uit de Noordzee. Om marktappetijt te ontwikkelen voor groen staal heeft Tata Steel het merk Zeremis-staal, kort voor zero emission staal, gelanceerd.
Tata Steel kan dit alles niet alleen. Zo wordt gewerkt met Tenova en Danieli voor de DRI-technologie en met Hatch voor de smelters. Verder is de overgang naar groene waterstof nodig met in het begin nog gewoon aardgas om de transitie überhaupt te kunnen maken. De Nederlandse overheid is nodig om een ‘level playing field’ te creëren, bijvoorbeeld wat betreft de subsidies die producenten in België of Duitsland krijgen. Het opzetten van de hernieuwbare energie-infrastructuur is nodig, vergunningen moeten worden verkregen en natuurlijk moeten er klanten komen voor groen staal.
Zo is met gezamenlijke inspanning de weg vrij te maken naar groen schoon staal, uiteraard met een open oog voor de ontwikkelingen en innovaties die zich tijdens de lange uitrol zullen voordoen.
Het bouwen van een waterstofinfrastructuur
De laatste spreker was Guido Custers van de Gasunie. Hij gaf in zijn presentatie aan wat nodig is om een waterstofinfrastructuur te bouwen. Om te beginnen ging Guido in op de rol van Gasunie als distributeur, niet als verhandelaar van commodity’s. Distributie betekent het aanleggen van infrastructuur, al meer dan 60 jaar voor aardgas, maar ook voor CO2, groen gas en waterstof.
In de waardeketen van upstream, waar productie plaatsvindt, naar midstream waar transport en opslag geschiedt naar downstream waar de levering aan klanten gebeurt, is Gasunie een midstream speler. Een speler met verschillende rollen en entities die bij die functie horen voor aardgas, CO2 en waterstof. Zo liet Guido een kaartje zien met het aardgasnetwerk dat in Nederland en Noord- Duitsland onder beheer van de Gasunie staat inclusief de BBL-leiding naar het UK. Ook werd een plaatje getoond van de hub in Noord-West Europa die Gasunie wil vormen voor CO2 en waterstof, met de Eemshaven en Rotterdam als centrale spils. Een landkaart met alle belangrijke, voorziene of recent afgeronde investeringen voor LNG/gas, CO2 en waterstof werd getoond met de EemsEnergyTerminal voor LNG waarover vorig jaar een NAP-presentatie was en de CO2 plannen met Aramis en Porthos.
Terug naar de waterstofinfrastructuur. Deze bestaat uit 4 pijlers: import, offshore, opslag en transport. Voor opslag is het Hystock project gestart, waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande zoutmijnen voor waterstofopslag. Voor import wordt de ACE-terminal ingericht waar groen ammoniak wordt omgezet in waterstof. Bij offshore wordt gedacht aan de productie van waterstof op zee uit windenergie; deze waterstof wordt vervolgens via transportleidingen aan land gebracht. Guido is verantwoordelijke voor het onshore transportnetwerk in Nederland. Hiervoor is een uitrolplan opgezet in 3 fasen, eindigend in 2030. Daarbij worden 5 industriële clusters verbonden: Zeeland, Rotterdam, Noordzeekanaal, Noord-Nederland en Limburg. Ook verbindingen met opslag zoals Hystock hoort hierbij en de connectie met België en Duitsland.
Een belangrijke afweging bij de aanleg van deze transportinfrastructuur is hergebruik van bestaande (aardgas)leidingen versus aanleg van nieuwe leidingen. Belangrijke drivers hierbij zijn kosten en tijd. Gemiddeld zijn de kosten voor het aanleggen van nieuwe leidingen viermaal zo hoog als het hergebruik van bestaande leidingen; dit inclusief vervangen van kleppen en het schoonmaken van de leidingen zodat ze geschikt zijn voor waterstoftransport. Ook is hergebruik aanzienlijk sneller te realiseren, mede vanwege de vergunningen. Toch is het nodig op sommige trajecten nieuwe leidingen aan te leggen.
Guido liet een foto zien van de aanleg van zo’n nieuwe leiding waarbij het uitgraven van een gat en het inleggen van de leiding de eenvoudigste aanpak is, anders dan waar geboord moet worden.
Op vragen uit de zaal gaf Guido aan dat de veiligheid rondom waterstof anders is dan rondom aardgas. Het betreft een kleiner molecuul vandaar die verandering van kleppen; anderzijds is de segmentering eenvoudiger. Deze veiligheidszaken zijn uitgebreid getest en gedemonstreerd alvorens tot ontwerp over te gaan.
Op de vraag of er wel voldoende vraag naar waterstof zal zijn, moest Guido twee verschillende zienswijzen naast elkaar zetten, die meteen duidelijk maakten voor welke opgave Gasunie staat: het kip-en-ei probleem en het sneeuwbaleffect. Daarbij zijn de plannen die nu in de steigers staan bedoeld om de nu voorziene opgave voor 2030 te faciliteren; als ontwikkelingen sneller gaan zal aanpassing nodig zijn.
Voor de presentatie Mathilde van Velzen-de Boer, >>> klik hier >>>
Voor de presentatie Bart van der Meulen, >>> klik hier >>>
Share this post!
Comments
-
Dear Stichting NAP,
We at EMS Solutions admire your commitment to providing creative and effective marketing solutions to reach your customers. We share in your mission to generate innovative strategies and develop technology that serves to offer success to our partners.
We believe our lead generation service can help your business reach its full potential by targeting a wide variety of customers, ranging from small businesses and non-profit organizations, to startups, marketing and advertising agencies, and e-commerce businesses. We have the ability to increase your sales up to 80% by providing personalized data about your target leads, and help increase conversions with hyper personalize email campaigns and targeting.
By hyper personalizing your emails, you can increase your deliverability rate to almost 100% and reply rate by 80%!
To learn more about our service, you can view our service deck at https://docsend.com/view/bc9e4k4vufs4v55x
Also, if you are looking to find a very cost efficient way to reach out, literally millions, of store and business owners, you can visit our contact form outreach service details at https://docsend.com/view/n3h4e2vatbc4fnvt.Thank you for your time and consideration.
Best Regards,EMS Solutions Team
www.weareemssolutions.com -
<a href="https://whydonate.com/nl/blog/crowdfunding-platforms-in-belgie/">Crowdfunding België </a>is een geweldige manier om lokale projecten en new companies te ondersteunen. Het helpt creatieve ideeën te realiseren met de steun van de local area.