Verslag NAP Contactbijeenkomst 10 februari 2022: “Wat betekent het regeerakkoord voor de NAP gerelateerde bedrijven?”
22 maart 2022 0 comments
Impact van het regeerakkoord Rutte IV op de industrie
De eerste contactbijeenkomst van 2022 werd in de vorm van een NAP Webinar gehouden. Thema was het regeerakkoord van het onlangs gevormde kabinet Rutte IV en de invloed daarvan op de aan NAP gerelateerde bedrijven. Daarvoor waren twee sprekers uitgenodigd. De eerste spreker nam het publiek in vogelvlucht mee over de vergroeningsplannen van het nieuwe kabinet qua beleid, ambitie en het bijhorende instrumentarium. De tweede spreker sprak over de concrete besluiten en plannen om te vergroenen bij Tata Steel Nederland.
NAP-voorzitter Frank van Ewijk opende het webinar. Hij sprak de hoop uit dat dit mogelijk de laatste contactbijeenkomst in webinar vorm was en dat deze de volgende keer weer live in Houten kan worden gehouden met een hapje en een glas wijn. Hij introduceerde het thema en de sprekers en was nieuwsgierig wat de nieuwe regering voor de industrie in pettto heeft en wat daarvan geleerd kan worden.
Groene industriepolitiek
De eerste spreker was Martijn Broekhof, hoofd Climate & Energy bij het VNCI. Hij heeft het regeerakkoord geanalyseerd en constateerde daarbij dat groene industriepolitiek een buzzword is in dat akkoord, hetgeen hem tevreden stemde. In het verleden is de industrie vaak genoeg verguisd en nu wordt deze gezien als deel van de oplossing.
Hij begon met een korte inleiding over de Nederlandse groene industriepolitiek van de afgelopen 10 jaar. In 2013, nog voor het Parijs-akkoord, betroffen de afspraken vooral energie-efficiëntie ofwel energiebesparing. Destijds werd geen specifiek Nederlands CO2-beleid benoemd; dat werd overgelaten aan de Europese ETS afspraken. In 2019 werden in het klimaatakkoord ambities uitgesproken om koploper te zijn en daarin was ook op het gebied van CO2-reductie speciale aandacht. Het schortte daar nog aan concrete uitwerking in plannen. Wel is toen een cluster-aanpak gestart, waarbij de industrie ook separaat is genoemd. Nu in 2022 is, anders dan in 2019, wel veel stuurinformatie gedefinieerd, met transitiepaden die meer grip geven op het halen van de doelen.
Bij de groene industriepolitiek staat vooral het klimaat centraal en welke ambities daarvoor zijn. Ook wordt gesproken over bindende afspraken, hetgeen al veel minder vrijblijvend is dan vroegere aanpak. Wat ontbreekt is een visie op welke industrie Nederland wel en niet wil behouden en verder wil ontwikkelen ofwel een antwoord op de vraag “Hoe bouwen we de economie van de toekomst’. Verder ontbreekt een uitwerking van circulariteit; de groene politiek is eigenlijk beperkt tot CO2-reductie.
Er geldt een harde CO2-emissiereductie van 55% en een ambitie van 60%. Dit betekent dat de uitstoot van 221 Mton/jaar van 1990 die in 2020 teruggebracht is naar 165 Mton/jaar nog eens verder teruggebracht moet worden naar 99 Mton/jaar in 2030, met de ambitie van 88 Mton/jaar. Ter vergelijking, uit het eerdere klimaatakkoord naar aanleiding van Parijs was in 2019 49% reductie afgesproken, ofwel terugbrengen naar 113 Mton, dus het nieuwe regeerakkoord is weer stukken ambitieuzer.
Wat opvalt is dat die opgave om van 49% naar 55% te reduceren vooral bij bedrijven in de ETS-sector komt te liggen waarbij middelen beschikbaar worden gesteld via het Klimaat- en Transitiefonds, waarvan circa 22 miljard bestemd is voor de industrie. Al met al sprak het klimaatakkoord uit 2019 over een reductie van 14,3 Mton voor de industrie, waarbij het nieuwe regeerakkoord daarbovenop 4 Mton vraagt. Daarnaast is nog sprake van een aanvullende opgave die verder die is gekwantificeerd.
Hiertoe worden allerlei belastingen verzwaard, zoals het afbouwen van vrijstellingen, het verhogen van het tarief van grootgebruikers en de ODE-verschuiving, waarbij gas zwaarder wordt belast en elektriciteit lager.
Instrumentarium
Om dit te stimuleren worden allerlei instrumenten ingezet. Het bestaande werkpaard zoals de SDE++ zal mogelijk worden opgerekt, hetgeen ook verwacht kan worden met een actuele CO2 prijs van € 95/ton. Niet alle maatregelen passen in de SDE++ en daarom zullen ook de VEKI, voor energie-efficiëntiemaatregelen, en de DEI, investering hernieuwbare bronnen, weer worden ingezet. Nieuw is het eerdergenoemde klimaatfonds van 22 miljard, met ondermeer een opschalingsregeling voor elektrolysecapaciteit, aanleg infrastructuur, de NIKI regeling gericht op grote projecten en het zogenoemde maatwerk, ofwel 1-op-1 steun voor grote uitstoters.
Die laatste, het maatwerk voor de grote uitstoters en de afvalverbranders, is overigens niet eenvoudig, om discussies met Brussel over staatssteun te voorkomen. Per bedrijf wordt een individueel transitiepad tot 2050 afgesproken met concrete tussendoelen, afspraken over aan te leggen infrastructuur en financiële ondersteuning waar de andere instrumenten te kort schieten.
Het PBL (Planbureau voor de Leefomgeving) dat het regeerakkoord heeft beoordeeld zegt dat de 55% doelstelling grenst aan het maximaal haalbare. Daarbij is het PBL positief over de houding van de industrie. De discussie gaat nu niet meer over het doel, maar de risico’s liggen nu bij de concrete uitvoering, zoals realisatie van de infrastructuur en van waterstofproductie op grote schaal.
De plannen voor de circulaire economie worden als lippendienst bestempeld, vergeleken met wat voor klimaat is gedefinieerd. Zeker met de beperkte middelen van enkele miljoenen is dit nog niet goed uitgewerkt.
Inzoomend op concrete technieken, is te zien dat CCS, CO2 opslag, een grote aantrekkingskracht voor de korte termijn heeft. Daar zal de eerste tijd ook druk komen te liggen. Groene waterstof krijgt een grote stimulans zeker met de Europese verplichting dat in 2030 50% van de gebruikte waterstof groen moet zijn. Er is een grote uitdaging om dat werkelijk gerealiseerd te krijgen. Onduidelijkheid is er nog over waterstof uit restgassen. Bij massale elektrificatie zit de uitdaging vooral in het oplossen van de huidige netcongestie. Energie-efficiëntiemaatregelen zijn al breed gemandateerd. En wat betreft materialentransitie mist nog erg veel in aanpak en visie.
Groene staal – schone omgeving
De tweede spreker was Annemarie Manger, directeur duurzaamheid bij Tata Steel Nederland (TSN). Zij lichtte de plannen van Tata Steel toe om zowel het product als de omgeving groen te maken. Daartoe zijn twee programma’s gedefinieerd, Roadmap+ gericht op een schone omgeving en ‘Transitie naar groen staal’ gericht op een groen product. De focus deze middag is gericht op de verandering naar productie van groen staal en de effecten daarvan op de CO2-uitstoot.
Roadmap+ heeft als ambitie om versneld op weg te gaan naar een betere leefomgeving wat betreft (fijn)stof, geur, PAK-stoffen en stikstof. De implementatie van dit programma ambitieuze tussendoelen loopt van 2019-2025, waarbij het merendeel van de projecten al in 2023 gerealiseerd zal zijn.
De transitie naar groen staal heeft een langere horizon van 2022-2035. Daarbij zullen de hoogovens worden vervangen door de reeds bestaande zogenoemde DRI-technologie en een nieuwe technologie als E-ovens. Hierbij zijn doelen gedefinieerd als 30-40% minder CO2-uitstoot in 2030 en 60-70% in 2035. Ook kijkt TSN al verder en verwacht in 2050 de uitstoot met 100% gereduceerd te hebben.
Om enig context te geven laat Annemarie een grafiek zien waarbij is te zien dat van 65 staalproducenten wereldwijd, TSN op plek 2 staat wat betreft laagste CO2-emissies per ton staal. In 2020 was TSN in Nederland de grootste industriële uitstoter van CO2, met een bijdrage van 8% van de totale industriebijdrage van 165 Mton. Dus met een reductie van tenminste 4 en zelfs wellicht7 Mton in 2030 kan TSN substantieel bijdragen aan de Nederlandse klimaatdoelstellingen.
In de hele productieketen, van kolen en ijzererts via hoogovens naar staalproductie, gieten en walsen, zit de verandering naar de productie van groen staal bij het uitfaseren van kolen en bij de hoogovens.
Inzet van CCS, CO2 afvang en opslag, leek daarbij waarschijnlijk een eerste logische stap, maar in 2021 heeft TSN besloten om direct over te stappen op de waterstofroute met de introducie van DRI-technologie (Direct Reduced Iron), ijzererts direct gereduceerd met waterstof)en elektrische ovens. HyCC zal ook een 100 MW waterstoffabriek op het terreinVan Tata Steel bouwen. En omdat het elektriciteitsverbruik aanzienlijk zal groeien plaatst Tennet een transformator, gevoed met elektriciteit uit windparken. Annemarie laat een aantal overzichtsplaatjes zien hoe de introductie van deze technieken het TSN-terrein gefaseerd een totaal andere aanblik zal geven, zonder kolen en zonder hoogovens.
De uitrol tot 2030 is gepland met alle engineeringstappen en de constructiefase in beeld voor de nieuwe installaties en de vergunningstrajecten die benodigd zijn. Daarnaast zijn de stappen voor afspraken wat betreft waterstof en aansluitingen voor groene stroom leverantie in gang gezet. Risico’s in de planning zijn geïdentificeerd en waar nodig zijn versnellingsafspraken met partijen in gang.
Bij de vragen na afloop geeft Annemarie aan dat er meerdere drivers zijn om deze vergroening in te zetten. Niet alleen de steeds hogere kostprijs van CO2 en de steeds grotere reductie van vrije rechten voor bedrijven, maar ook de vraag naar groen staal van bijvoorbeeld de auto-industrie vraagt om een verandering. Ook de aandeelhouders zijn positief over deze richting en bij werknemers is veel energie te zien van mensen die deel willen uitmaken van deze verandering naar een groen bedrijf.